Via deze link kan je de uitleg vinden over thema 4.1 Het weer
Via deze link kan je de cursus vinden van 4.1 Het weer
4.1 Het weer
Als wij naar het weerbericht kijken hoor je een heel aantal ingewikkelde termen. Temperatuur, neerslag, luchtdruk, windrichting, windsnelheid,... Er zijn dan ook een heel aantal weerelementen!
Het weer is de toestand van de lucht op een bepaalde plaats op een bepaald moment.
In België hebben wij een aantal mensen die het weer voorbrengen. De bekendste mensen die het weer voorbrengen zijn Frank Deboosere, Sabine Hagedoren en David Dehenauw. Al deze mensen halen hun cijfers en voorspellingen van weerkundigen of meteorologen. Elk weerelement (Temperatuur, neerslag, luchtdruk,...) meet je met een weertoestel en druk je uit met een eigen eenheid. Je kan hier rechts in volgorde een thermometer, pluviometer, barometer, windvaan en anemometer vinden.
1.2 Het weer voorstellen op een kaart.
Als je naar het weer kijkt zie je dat dit steeds voorgesteld zal worden aan de hand van een kaart. Op zo een weerkaart kunnen een heel aantal weerkundige elementen voorgesteld worden. In het tabelletje naast deze tekst (en in je werkboek op pagina 152) kan je terugvinden op welke manier de verschillende elementen worden voorgesteld op een kaart.
1. De temperatuur
De temperatuur wordt op een kaart door lijnen voorgesteld. Die lijnen zijn de isothermen. Alle plaatsen op een isotherm hebben dezelfde temperatuur. Op de kaart kan je dus zien dat het in Oostende bijvoorbeeld 4°C was op 23 januari om 12 uur terwijl het in Ukkel op datzelfde moment 0°C was.
2. De neerslag
De neerslag wordt op een kaart ook door lijnen voorgesteld. Die lijnen zijn de isohyeten. Alle plaatsen op een isohyeet hebben dezelfde hoeveelheid neerslag. Op de kaart kan je dus bijvoorbeeld zien dat het op 23 januari in Ukkel 0,5 mm heeft geregend (zie ook naar de pluviometer hierboven), terwijl het in Antwerpen 1 mm geregend heeft. Er is dus meer neerslag gevallen in Antwerpen.
3. De luchtdruk
De luchtdruk wordt op een kaart door lijnen voorgesteld. Dat zijn de isobaren. Alle plaatsen op een isobaar hebben dezelfde luchtdruk. Een normale luchtdruk is 1013 hPa. Is de waarde hoger dan spreken we van hoge druk (H). Een waarde lager is een lage druk. Bekijk het filmpje op de pagina handige links & filmpjes om er achter te komen hoe luchtdruk nu precies in zijn werk gaat!
4. De windrichting
Om de windrichting voor te stellen gebruik je de windroos. Op de windroos wordt de wind aangeduid met een pijl. Je benoemt de wind volgens de richting waaruit hij komt. Wind ontstaat door een verschil in luchtdruk? De wind waait steeds van een gebied met hoge druk naar een gebied met lage druk. Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen (zie kaart hierboven), hoe groter de windsnelheid! Nabij Aarlen waait een zuidwestenwind aan 9 km/u.